Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.

Vul de goede vorm van het werkwoord in.

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
komen	ik kom	ik	ik ben
kopen	ik koop	ik	ik heb
mogen	ik mag	ik	ik heb
roepen	ik roep	ik	ik heb
snijden	ik snijd	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
sturen	ik stuur	ik	ik heb
vertellen	ik vertel	ik	ik heb
hangen	ik hang	ik	ik heb
weten	ik weet	ik	ik heb
zijn	ik ben	ik	ik ben

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
zingen	ik zing	ik	ik heb
zullen	ik zal	ik
koken	ik kook	ik	ik heb
pakken	ik pak	ik	ik heb
roken	ik rook	ik	ik heb

woordenboekvorm	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
hoeven	ik hoef	ik	ik heb gehoefd (gehoeven)
reizen	ik reis	ik	ik heb
beven	ik beef	ik	ik heb
draaien	ik draai	ik	ik heb
gebeuren	het gebeurt	het	het is